1 Thessalonicensen 5

Inhoud

1657 overgezet

1 Den Apostel leert dat Christus onvoorsiens sal komen ten oordeele, als een dief in der nacht, ende als de barens noot over een vrouwe: 4 Vermaentse daerom altijt op haer hoede ende nuchteren te zijn,

8 ende gewapent met de borstwapen des geloofs, ende der liefde, ende met den helm der hope der saligheyt.

12 Bidt dat sy hare voorstanderen in eere sullen houden,

14 ende vermaentse voorts tot verscheyden Christelicke deughden,

17 oock tot bidden ende dancken,

19 tot waerneminge des Geests, ende der prophetie, om het goede te behouden.

23 Bidt daer na Godt, dat hy haer onstraffelick beware tot de komste Christi, met belofte dat hy het oock doen sal.

25 Vermaentse dat sy voor hem bidden, ende malkanderen groeten,

27 ende besweert haer dat dese Sendtbrief voor allen gelesen worde.

[Overgenomen uit de editie van 1657]

[Provisorisch overgezet uit de editie van 1657]

1 Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders! hebt gij niet van node, dat men u schrijve.

2 Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in den nacht.

3 Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden;

4 Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen.

5 Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis.

6 Zo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat ons waken, en nuchteren zijn.

7 Want die slapen, slapen des nachts, en die dronken zijn, zijn des nachts dronken;

8 Maar wij, die des daags zijn, laat ons nuchteren zijn, aangedaan hebbende het borstwapen des geloofs en der liefde, en tot een helm, de hoop der zaligheid.

9 Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot verkrijging der zaligheid, door onzen Heere Jezus Christus.

10 Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij dat wij waken, hetzij dat wij slapen, te zamen met Hem leven zouden.

11 Daarom vermaant elkander, en sticht de een den anderen, gelijk gij ook doet.

12 En wij bidden u, broeders, erkent degenen, die onder u arbeiden, en uw voorstanders zijn in den Heere, en u vermanen;

13 En acht hen zeer veel in liefde, om huns werks wil. Zijt vreedzaam onder elkander.

14 En wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelden, vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken, zijt lankmoedig jegens allen.

15 Ziet, dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde; maar jaagt allen tijd het goede na, zo jegens elkander als jegens allen.

16 Verblijdt u te allen tijd.

17 Bidt zonder ophouden.

18 Dankt God in alles; want dit is de wil van God in Christus Jezus over u.

19 Blust den Geest niet uit.

20 Veracht de profetieën niet.

21 Beproeft alle dingen; behoudt het goede.

22 Onthoudt u van allen schijn des kwaads.

23 En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus.

24 Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal.

25 Broeders, bidt voor ons.

26 Groet al de broeders met een heiligen kus.

27 Ik bezweer ulieden bij den Heere, dat deze zendbrief al den heiligen broederen gelezen worde.

28 De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen.

Einde van de eerste brief van de apostel Paulus aan de Thessalonicensen
« 1 Thessalonicensen 4