De eerste brief van de apostel Paulus aan de Thessalonicensen

Inhoud

1657 overgezet

1 Na het gewoonlick opschrift des briefs, 2 danckt den Apostel Godt over haer geloove, liefde, ende hope op Christum,

4 hem versekerende dat hare verkiesinge was van Godt.

5 ’t welck hy bewijst uyt de kracht die Godt door sijnen Geest by het woort heeft gevoeght,

6 ende uyt hare gehoorsaemheyt den Euangelio bewesen.

8 ’t welck oock in alle plaetsen is bekent geworden,

9 ende noch dagelicks verkondight wort hoe sy van den afgoden tot Godt bekeert zijn,

10 om den Sone Godts, die ons verlost heeft, uyt den hemel te verwachten.

[Overgenomen uit de editie van 1657]

[Provisorisch overgezet uit de editie van 1657]

1 Paulus, en Silvanus, en Timotheüs, aan de Gemeente der Thessalonicensen, welke is in God den Vader, en den Heere Jezus Christus: genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.

2 Wij danken God altijd over u allen, uwer gedachtig zijnde in onze gebeden;

3 Zonder ophouden gedenkende het werk uws geloofs, en den arbeid der liefde, en de verdraagzaamheid der hoop op onzen Heere Jezus Christus, voor onzen God en Vader;

4 Wetende, geliefde broeders, uw verkiezing van God;

5 Want ons Evangelie is onder u niet alleen in woorden geweest, maar ook in kracht, en in den Heiligen Geest, en in vele verzekerdheid; gelijk gij weet, hoedanigen wij onder u geweest zijn om uwentwil.

6 En gij zijt onze navolgers geworden, en des Heeren, het Woord aangenomen hebbende in vele verdrukking, met blijdschap des Heiligen Geestes;

7 Alzo dat gij voorbeelden geworden zijt al den gelovigen in Macedonië en Achaje.

8 Want van u is het Woord des Heeren luidbaar geworden niet alleen in Macedonië en Achaje; maar ook in alle plaatsen is uw geloof, dat gij op God hebt, uitgegaan, zodat wij niet van node hebben, iets daarvan te spreken.

9 Want zijzelven verkondigen van ons, hoedanigen ingang wij tot u hebben, en hoe gij tot God bekeerd zijt van de afgoden, om den levenden en waarachtigen God te dienen;

10 En Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Denwelken Hij uit de doden verwekt heeft, namelijk Jezus, Die ons verlost van den toekomenden toorn.

1 Thessalonicensen 2 »