Psalmen 126

Inhoud

1657 overgezet

De gemeynte danckt Godt voor hare wonderbare verlossinge uyt de Babylonische gevangenisse, biddende dat hy sijn werck volbrengen wille.

[Overgenomen uit de editie van 1657]

[Provisorisch overgezet uit de editie van 1657]

1 Een lied Hammaaloth. Als de HEERE de gevangenen Sions wederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen.

2 Toen werd onze mond vervuld met lachen, en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: De HEERE heeft grote dingen aan dezen gedaan.

3 De HEERE heeft grote dingen bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd.

4 O HEERE! wend onze gevangenis, gelijk waterstromen in het zuiden.

5 Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.

6 Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en wenende; maar voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven.

« Psalmen 125
Psalmen 127 »