David betuyght sijne ootmoedigheyt, vermanende de Kercke Godes tot vertrouwen op Godt.
[Overgenomen uit de editie van 1657]
[Provisorisch overgezet uit de editie van 1657]
1 Een lied Hammaaloth, van David. O HEERE! mijn hart is niet verheven, en mijn ogen zijn niet hoog; ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot en te wonderlijk.
2 Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stil gehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind in mij.
3 Israƫl hope op den HEERE van nu aan tot in der eeuwigheid.
Statenvertaling online - bijbel en kunst