DESE Sendtbrief, ende oock de volgende, en zijn niet Algemeyn, (hoewelse onder de Algemeyne gestelt worden) maer geschreven aen particuliere persoonen, gelijck uyt de opschriften blijckt.
Eertijts is aen deselve van eenige getwijfelt geweest, ofse oock van den Apostel Ioannes geschreven zijn, siet Euseb. Hist. Eccl. lib. 3. cap. 22, maer ten onrechte, alsoo de stijl ende inhoudt teenemael over een komt met den eersten Sendtbrief Ioannis.
1 Na het opschrift, ende de groetenisse, vermaent hy een eerlicke geloovige Matroone, ende hare kinderen, 5 tot stantvastigheyt in de liefde, ende betrachtinge van de geboden Godts, 7 ende waerschouwt haer voor de verleyders, 8 haer vermanende datse haer wachten van deselve, om niet verleydt te worden, 10 ende over sulcks datse met deselve geen gemeynschap en houden, om harer sonden niet deelachtigh te worden.
12 Besluyt eyndelick met eene verklaringe waerom hy niet breeder aen haer en schrijft, om dat hy hoopte selve tot haer te komen, 13 ende groet dese Matroone van wegen haers susters kinderen.
[Overgenomen uit de editie van 1657]
[Provisorisch overgezet uit de editie van 1657]
1 De ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen, die de waarheid gekend hebben;
2 Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid:
3 Genade, barmhartigheid, vrede zij met ulieden van God den Vader, en van den Heere Jezus Christus, den Zoon des Vaders, in waarheid en liefde.
4 Ik ben zeer verblijd geweest, dat ik van uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen hebben van den Vader.
5 En nu bid ik u, uitverkoren vrouwe, niet als u schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den beginne, namelijk dat wij elkander liefhebben.
6 En dit is de liefde, dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dit is het gebod, gelijk gijlieden van den beginne gehoord hebt, dat gij in hetzelve zoudt wandelen.
7 Want er zijn vele verleiders in de wereld gekomen, die niet belijden, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Deze is de verleider en de antichrist.
8 Ziet toe voor uzelven, dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben, maar een vol loon mogen ontvangen.
9 Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon.
10 Indien iemand tot ulieden komt, en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: Zijt gegroet.
11 Want die tot hem zegt: Zijt gegroet, die heeft gemeenschap aan zijn boze werken.
12 Ik heb veel aan ulieden te schrijven, doch ik heb niet gewild door papier en inkt; maar ik hoop tot ulieden te komen, en mond tot mond met u te spreken, opdat onze blijdschap volkomen moge zijn.
13 U groeten de kinderen van uw zuster, de uitverkorene. Amen.
Statenvertaling online - bijbel en kunst