1 Seven Engelen worden gesien, die de laetste plagen hebben,
2 ende een glasen zee, aen welcke de overwinners des Beests staen met cythers voorsien,
3 die eenen lofsangh singen, waer in sy Godt ende sijne oordeelen prijsen.
5 Daer na wort de tempel in den hemel geopent,
6 waer uyt seven Engelen in blinckende kleederen voort komen,
7 welcke van een der vier Dieren seven phiolen vol des toorns Godts ontfangen.
8 Waer op de tempel wort vervult met den roock der heerlickheyt Godts.
[Overgenomen uit de editie van 1657]
[Provisorisch overgezet uit de editie van 1657]
1 En ik zag een ander groot en wonderlijk teken in den hemel; namelijk zeven engelen, hebbende de zeven laatste plagen; want in deze is de toorn Gods geƫindigd.
2 En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd; en die de overwinning hadden van het beest, en van zijn beeld, en van zijn merkteken, en van het getal zijns naams, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods;
3 En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen!
4 Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen komen, en voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden.
5 En na dezen zag ik, en ziet, de tempel des tabernakels der getuigenis in den hemel werd geopend.
6 En de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit den tempel, bekleed met rein en blinkend lijnwaad, en omgord om de borst met gouden gordels.
7 En een van de vier dieren gaf den zeven engelen zeven gouden fiolen, vol van den toorn Gods, Die in alle eeuwigheid leeft.
8 En de tempel werd vervuld met rook uit de heerlijkheid Gods, en uit Zijn kracht; en niemand kon in den tempel ingaan, totdat de zeven plagen der zeven engelen geƫindigd waren.
Statenvertaling online - bijbel en kunst