[inhoud]

G.J. van der Vlis - De Statenvertaling

De Synode van Dordrecht

Op 13 november 1618 vond de eerste zitting van de bekende Nationale Synode te Dordrecht plaats. Zoals te doen gebruikelijk werden eerst de geloofsbrieven van de aanwezige afgevaardigden gecontroleerd. Nadat de credentiebrieven van de buitenlandse gedelegeerden waren beoordeeld, kwamen tijdens de derde zitting die van de Nederlanders aan de beurt.

afb.: gravure van de vergaderzaal van de synode van Dordrecht
De Synode van Dordrecht[link opent in nieuw venster]. Gravure uit 1729 van B. Picart

De acta van de synode vermelden hierover iets opvallends: In de geloofsbrieven van Overijsel is opgemerkt, dat hun belast werd, dat zij niet alleenlijk naar Gods Woord, maar ook naar de gelijkvormigheid des geloofs, in de Confessie [= Nederlandse Geloofsbelijdenis, Vl] en Catechismus dezer Kerken begrepen [= samengevat, Vl], zouden oordelen. Daarop, alzoo het schijnen mocht, dat ook de Confessie en Catechismus gesteld werden tot een richtsnoer om te oordelen over de waarheid der leer, en in gelijken graad, en autoriteit met het Woord Gods, zoo hebben die van Overijsel verklaard, dat zij en de broeders, die hen gezonden hadden, het eenige Woord Gods alleen erkenden voor den eenigen regel, naar welken men over de waarheid der leer moest oordelen, en dat zij ook alleenlijk naar denzelven zouden oordelen [opmaak van mij, Vl]. Doch dat dat in de geloofsbrieven ook melding gemaakt is van de Confessie en Catechismus, dat daarmee de Overijselsche broeders niet hadden willen te kennen geven, dat zij deze schriften in éénen graad van autoriteit stelden met de Heilige Schriftuur; maar alleenlijk, dat zij ze voor schriftmatig en formulieren van eenigheid in de oprechte leer hielden. Over welke eenigheid moest zoo er eenige quaestie gemaakt werd, uit deze formulieren geoordeeld worden. De synode nam genoegen met deze toelichting.

Zij liet er evenwel geen onduidelijkheid over bestaan, wat het enige richtsnoer diende te zijn. Zo bepaalde zij tijdens haar vierde zitting, dat wanneer er quaestie valt [= onenigheid ontstaat, Vl] over de waarheid der leer, de Gecommitteerden zorgdragen, dat met behoorlijk en nauwkeurig onderzoek, Gods Woord alleen, en niet eenige menschelijke schriften tot een zekeren en ongetwijfelden regel der waarheid gebruikt worde. Opdat dit nu geschieden moge, en klaarlijk blijke, dat zij anders niet voor hebben, dan alleen de eere Gods, en de rust der Kerk, zullen zij zich hiertoe in deze Synode of vergadering bij eede verbinden.

Dit wil overigens niet zeggen dat de synode de Nederlandse Geloofsbelijdenis als onbelangrijk ter zijde wilde schuiven. Beslist niet! Zij gaf opdracht dit geschrift aan de Bijbel te toetsen. Het resultaat van dit onderzoek vinden we in het verslag van de 146ste zitting: Zijn afgevraagd de oordelen van de anderen, zoo uitheemsche als inlandsche Theologen, over de leer, in de Nederlandsche Belijdenis begrepen; en is door allen en een ieder verklaard met eenstemmige adviezen, dat zij oordeelden, dat in deze Belijdenis geen leerstuk begrepen was, 'twelk met de waarheid in de heilige Schriftuur uitgedrukt, was strijdende; maar integendeel, dat alles met dezelve waarheid, en met de Belijdenissen van andere Gereformeerde Kerken wel overeenstemde.

Eenzelfde beoordeling vond plaats met betrekking tot de Heidelbergse Catechismus. En ook in dit geval was het oordeel zonder meer positief: Is met eendrachtige en overeenstemmende adviezen, zoo der uitheemsche als der inlandsche Theologen verklaard, dat de leer, in den Catechismus van den Paltz begrepen, in alles met Gods Woord was overeenstemmende, en dat in denzelven niets was begrepen, 'twelk zoude schijnen, als daarmede niet overeenkomende, te moeten veranderd of verbeterd worden; en dat deze Catechismus een zeer wel gesteld kort begrip [= korte samenvatting, Vl] was der rechtzinnige Christelijke leer, zeer wijselijk in orde gebracht, niet alleenlijk naar 't begrip der teedere jonkheid, maar ook tot bekwame onderwijzing dergenen, die tot hunne jaren waren gekomen. En dat dezelve derhalve met groote stichting in de Nederlandsche Kerken mocht geleerd, en in alle manieren behoorde gehouden te worden. (148ste zitting)

« 1: de voorgeschiedenis

» 3: het vertaalprincipe



bron: Acta of Handelingen der Nationale Synode te Dordrecht 1618 - 1619, Naar de oorpronkelijke Nederduitsche uitgave onder toezicht van J.H. Donner en S.A. Van den Hoorn, Den Hertog B.V. / Houten 1987