[inhoud]

G.J. van der Vlis - De Statenvertaling

De voorgeschiedenis

In het jaar 1607 verscheen de Amsterdamse predikant Wernerius Helmichius op de Particuliere Synode van Noord-Holland om over de Bijbelvertaling te praten. Hij had het boek Genesis toen bijna geheel vertaald. Op de vergadering verweerde hij zich tegen de aantijgingen van de Zutphense predikant Willem Baudartius die hem o.a. van lancksame voortcruypinge had beticht. Helmichius was zeer pijnlijk getroffen door dit verwijt. De werkzaamheden die hij als predikant moest verrichten namen veel tijd in beslag en het maken van een goede Bijbelvertaling was een buitengewoon tijdrovende aangelegenheid. Misschien moest de synode zich met betrekking tot de kwestie van de Bijbelvertaling maar eens richten tot de Edelmogende Heeren Staten-Generaal, dien dese saecke als de hooge overheyt van den lande eygentlyck ende voornamelyck neffens den kercken mede aengaet ende door welcker authoriteyt ende toedoen dit stuck sal moeten volvoert worden?

afb.: titelpagina 'Deux-Aesbijbel'

Titelpagina van de zgn. Deux-Aesbijbel (Embden, 1562). grondelick ende trouvvelick verduydtschet

Het is overigens niet zo, dat er rond 1600 geen Nederlandse Bijbel voorhanden was. Integendeel, er waren zelfs verscheidene vertalingen in omloop! De meest gebruikte was de zgn. "Deuxaesbijbel" die in 1562 te Emden was verschenen. De kritiek van Marnix van Sint Aldegonde op dit werk liet niets aan duidelijkheid te wensen over: Ik houd de gebruikelijke vertaling voor zóó gebrekkig, dat zij een geheel nieuwe bearbeiding eischt. Er moet een nieuw werk komen. Want onder al de vertalingen, die bestaan -ik moet het eerlijk bekennen-, is geen zóó ver verwijderd van de Hebreeuwse waarheid als die van Luther, uit welke gebrekkige Hoogduitsche overzetting onze nog gebrekkiger Nederlandsch-Duitsche is voortgekomen.

De ontevredenheid over de Deuxaesbijbel leidde ertoe dat de kerken besloten, de Schrift direct vanuit het Hebreeuws en het Grieks in het Nederlands te laten vertalen, terwijl bij dit werk tevens de beste vertalingen in andere talen zouden worden geraadpleegd. Deze taak zou aan één of twee personen worden toevertrouwd en deputaten van de verschillende provincies zouden vervolgens met de controle op het vertaalwerk worden belast.

afb.: titelpagina 'De Byencorf'

Titelpagina van De Byencorf der H. Roomscher Kercke (1569), een vaak herdrukt satirisch geschrift waarin Marnix de r.-k. Kerk hekelde. [tekst][Link opent in nieuw venster]

Overeenkomstig dit besluit werd Marnix van St. Aldegonde als vertaler aangesteld. Na zijn overlijden in 1598 zetten Arnoldus Cornelisz en Wernerus Helmichius zijn werk voort. Na het overlijden van Cornelisz in 1605 werkte Helmichius geheel alleen aan dit enorme karwei verder.

De genoemde synode van 1607 steunde Helmichius volledig. Het voltooide gedeelte uit Genesis deed zij zo spoedig mogelijk aan de revisoren toekomen. Helmichius kreeg de opdracht zo hard mogelijk door te werken en zijn best te doen om in den text de eygen cracht der Hebreescher woorden off sy schoon wat duyster souden vallen, te stellen ende die duystere aen de cant in de aenteyckeningen door eenige verclaringe naeckter uyt te drukken. De opdracht was duidelijk: blijf zo dicht mogelijk bij de Hebreeuwse tekst! Mocht hierdoor geen helder Nederlands ontstaan, dan diende er in de kanttekeningen een duidelijke uitleg te worden gegeven.

De synode was weliswaar van oordeel dat er naast Helmichius meer personen als vertaler moesten worden aangesteld, maar omdat deze zaak tot de bevoegdheid van de nationale synode behoorde, kon zij hierover geen beslissing nemen. Helmichius ging weer aan de slag, maar een jaar later overleed hij reeds. Een opvolger kon niet worden benoemd, omdat de Staten van Holland het bijeenkomen van synodale vergaderingen in hun gewest lange tijd verhinderden. Pas in 1618 zou er in deze situatie verandering optreden.

» 2: de Synode van Dordrecht

Bron: D. Nauta: Geschiedenis van het ontstaan der Statenvertaling. In: De Statenvertaling 1637 - 1937. De Erven F. Bohn N.V./Haarlem 1937