Het vierde boek Ezra


Het tweede van de twee apocriefe boeken met de naam Ezra in de titel wijkt sterk af van het eerste, 3 Ezra. Het is een apocalyptisch geschrift: Ezra verkondigt dat het einde van de wereld nabij is.

De oudst bekende versie van het boek is een Latijnse tekst, terwijl de oudste versies van andere apocriefe boeken in het Grieks zijn geschreven. Er zijn echter enkele Griekse vertalingen die terug te voeren zouden zijn op Hebreeuwse originelen. Mede omdat het boek niet genoemd of geciteerd wordt in het Nieuwe Testament, wordt gedacht dat het jonger is dan de overige apocriefen, vermoedelijk uit de eerste eeuw van onze jaartelling.

De eerste twee hoofdstukken zijn wellicht nog jonger. Ze vertonen christelijke kenmerken ("Zoon Gods"), en zijn waarschijnlijk later toegevoegd.

De kern van het boek, vanaf hoofdstuk 3, bestaat uit een zevental visioenen van Ezra. Het is niet onwaarschijnlijk dat de schrijver van de Openbaring van Johannes ze heeft gekend. Ezra was een joodse griffier aan het Perzische hof, rond 400 v.C., ten tijde van de Babylonische ballingschap. In de visioenen krijgt hij onder meer antwoord op allerlei prangende vragen. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk voor mensen, is zo ongeveer het antwoord, en het einde der tijden is nabij. In hoofdstuk 5 wordt aan Ezra verteld welke tekenen dat einde zullen aankondigen. Sommige visioenen hebben messianistische trekken: er wordt gesproken over een zoon Jezus die in al zijn glorie zal verschijnen. Ook Jeruzalem en het Romeinse rijk komen aan bod. In het zevende visioen krijgt Ezra de opdracht de 24 boeken van de tenach over te schrijven en ze aan te vullen met zeventig nieuwe geschriften, die hij nog niet aan anderen mag tonen.

De laatste twee hoofdstukken zijn vermoedelijk relatief nieuw, mogelijk daterend uit de derde eeuw. Er wordt dood en verderf aangekondigd voor de ongelovigen.