De profeet Nahum


Twaalf kleine profeten

Nahum is het zevende boek uit de reeks kleine profeten. Dateringen lopen uiteen van tweede helft 7e eeuw tot 4e eeuw v.C.

De naamgever van het boek, Nahum, was een profeet afkomstig uit Elkos, een plaats waarvan de ligging omstreden is: de meningen lopen uiteen van ergens in het huidige Irak tot in Galilea. Hij zou in de tweede helft van de 8e eeuw actief zijn geweest, rond 743 of rond 709 v.C., maar andere bronnen houden het op 639-609 v.C., ten tijde van de regering van koning Josia van Jud(e)a.

In het korte boek wordt de ondergang voorspeld van Nineve, de hoofdstad van het Assyrische rijk. Nineve was een grote stad, belangrijk voor de handel en gelegen in het hart van de beschaafde wereld. Volgens Nahum was het ook een poel des verderfs: zie bijvoorbeeld vers 3:1. Met zijn onheilsvoorspelling wilde Nahum zijn toehoorders een hart onder de riem steken; Judea en Jeruzalem werden rond 700 voortdurend belaagd door de Assyriërs.

De oeroude stad Nineve wordt genoemd in schriftelijke bronnen uit 1800 v.C. en beleefde rond 700 v.C. een grote bloei, onder Sanherib. Vermoedelijk gaat de geschiedenis terug in het 5e millennium. De stad lag even ten noorden van het huidige Mosul in Irak. In 612 v.C. werd de stad tot op de grond verwoest door een troepenmacht van Meden en Babyloniërs.